De jongelieden van beiderlei kunne, met name uit de gegoede stand, ontmoeten elkaar in de regel op de zogenaamde gelegenheden, met welke naam al de verschillende volksvermakelijkheden op het platteland worden bedoeld, zoals kermissen, harddraverijen, bij het schaatsen, concerten, bals, voorstellingen van Rederijkers, feestelijke vergaderingen van genootschappen en maatschappijen en in vroegere jaren ook op de boeldagen.

 

In de Veenkoloniën en in sommige streken van het Oldambt kent men ook het ‘krediet’ of ‘kerdiet’. Zo noemt men een avondbijeenkomst van jonge meisjes bij een van de meisjes, die het huis alleen heeft, waarvan de ouders uit zijn en waarbij zich dan gewoonlijk later in de avond een evenredig aantal jongelieden van het andere geslacht voegt, om een avond ‘vrijerijtje’ te houden.

 

Ook de jongere kinderen hebben hun kredietavond met hun speelmakkers en brengen die door met het houden van gezelschapsspelen, het vertellen van spookgeschiedenissen, sprookjes en dergelijke.

 

Schertsend noemt men in deze streken een enigszins talrijk bezoek door vrouwen aan een ‘kinderloze van hare sekse’ gebracht, wel eens ‘dreuge kroam- of gustversite’.

 

In Westerwolde heeft men het zogenaamde tater'n of tatel’n, nog een overblijfsel van de voormalige ‘spinmalen’ (spinnewielen), in die streken, evenals in Drenthe, die eertijds in zwang zijn geweest. De vrijers, die de meisjes op deze spinmalen komen bezoeken, hebben de lummelachtige gewoonte, alvorens het vertrek binnen te gaan, waar hun liefjes zich bevinden, een poos achter de deur te blijven staan en daar allerlei zotte geluiden te maken, om van hun aanwezigheid te doen blijken en van hun beschroomdheid om zonder verlof binnen te treden. Het maken van deze geluiden heet ‘tater'n of tatel’n’ en als de spinmalen verdwijnen, maar de jongelieden bijeenkomsten blijven, wordt dit daarvoor de niet ongepaste benaming.

 

Op deze ‘gelegenheden’ vraagt de jongeman het meisje van zijn keuze de avond met hem te willen doorbrengen. Vroeger hebben op de kermissen, harddraverijen en dergelijke de meisjes in rijen langs de straat gelopen, meestal zingende. De jongemannen gaan er, eveneens op een rij achteraan en van tijd tot tijd pikt deze en gene zijn uitverkorene uit de vóór hem gaande rij door een tikje op haar schouder of een rukje aan haar schortband.

 

Gaat een jongeman met een meisje of een meisje met een jongeman voor de eerste maal van zijn, of haar leven uit, ‘dat is aan ’t vrijen’, zo heet het met wie hij of zij uitgaat, hem of haar ‘behelstert of heistert’, dat is het halster aandoen. Verlaat daarentegen de een de ander vóór dat de pret is afgelopen, zo zegt men, dat hij of zij haar of hem het ‘helster ofstrikt’, ofwel ‘het halster (helster) afdoet’: hem of haar er van ontdoet.

 

Van een jongeman, die aan de rechterkant van het meisje zit of loopt, wat aan de verkeerde kant is, gedraagt zich daarbij onbeholpen en lomp, zo zegt men, dat hij op de appelbuus [1] van het meisje zit.

 

De rondedans

 

De rondedans bestaat al eeuwen en wereldwijd. Hierboven een afbeelding van Giullia Romano (1499-1546). Hier: 'Tanz Apollons mit der Musen', een schilderij omstreeks 1540, een fresco uit de collectie van Palazzo Pitti, de 'Renaissance palace and museum in Florence, Italy'. Licentie: Publieke Domein. Er bestaan nog verschillende soorten rondedansen: de reidans, de Bretoense Plinn, de Bretoense Kost ar c'hoat. Ook komt de rondedans nog voor in het volksdansen in Nederland. Kinderen op het schoolplein dansen ook nog wel een rondedans, soms onder leiding van de leerkracht.

De rondedans bestaat al eeuwen en wereldwijd. Hierboven een afbeelding van Giullia Romano (1499-1546). Hier: 'Tanz Apollons mit der Musen', een schilderij omstreeks 1540, een fresco uit de collectie van Palazzo Pitti, de 'Renaissance palace and museum in Florence, Italy'. Licentie: Publieke Domein. Er bestaan nog verschillende soorten rondedansen: de reidans, de Bretoense Plinn, de Bretoense Kost ar c'hoat. Ook komt de rondedans nog voor in het volksdansen in Nederland. Kinderen op het schoolplein dansen ook nog wel een rondedans, soms onder leiding van de leerkracht. Bron: Giulio Romano.

 

Eertijds wordt op de volksvermaken druk werk gemaakt van de bekende rondedans:

‘Daar ging een patertje langs de kant’

 

Deze rondedans is zeer oud en is al bekend bij onze voorouders uit de dertiende eeuw. Een enkele keer komt hij in deze streken nog voor, gewoonlijk tegen het einde van de pret, als de lui tamelijk vrolijk zijn geworden en ook de aanwezige gehuwden en meer bejaarden in ‘den jonkmöln’ (jonkmolen) komen, dat is zich als het ware weer jong beginnen te voelen en het gezelschap van de vrolijke jongelui zoeken. De wijze, waarop hij wordt uitgevoerd, is ongeveer als volgt: de dansers formeren een kring om een jongeman en dansen al zingende in het rond, nu eens met de klok rond, dan weer andersom.

 

Men zingt dan:

 

1. Daar ging een patertje langs de kant,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
[2]
En nam een nonnetje bij de hand,
[3]
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
6. Kom, pater, gij moet scheiden gaan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
En ’t nonnetje moet blijven staan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
2. Kom, pater, gij moet knielen gaan, [4]
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
En laat je non allenig staan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
7. Maar hij (of zij) kan zo niet scheiden gaan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
En zonder zoen hem (of haar) laten staan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!  
[6]
3. De pater spreidt de non een kap,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
Alwaar de heilige non op stap,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
8. Nonnetje, gij moet kiezen gaan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
En nemen een ander pater aan,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
4. Kom, pater, geef uw non een zoen,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
Dat moog je nog wel driemaal doen.
Driemaal, driemaal, driemaal, doen,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
9. Kom, geef je pater nu een zoen,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!
Dat moog je nog wel driemaal doen,
Driemaal, driemaal, driemaal doen,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!

5. Kom, pater, beur je non weêr op,
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!

a) Ook het oudere, Hei, 't was in de mei, mei. mei.
b) De heer, die in de kring staat, trekt de dame van zijn keuze naar toe.
c) Dit couplet wordt gewoonlijk weggelaten; eerder knielt de non op een door haar galant gespreide zakdoek.

En dans nu met uw kermispop, [5]
Ho, ho, pierlalo en ho zie zoo!

 

Na het eindigen van do pret gaan de verschillende paartjes huiswaarts. Iedere heer brengt natuurlijk zijn dame naar huis en gaat ook met haar naar binnen. Zij drinken samen koffie en gebruiken enige versnaperingen, en al etende, drinkende en vrijende, brengen zij het grootste deel van de nacht door. Bij het scheiden trakteert het meisje haar vrijer op een glaasje brandewijn met suiker, dat voor deze speciale gelegenheid de naam draagt van ‘fladderakje’.

 

Gebeurt het een enkele keer, dat het meisje de vrijer niet mee in huis neemt, maar bij de deur afzout of afscheept, dan zegt men, dat zij hem 'aan de ring van de deur heeft opgehangen' en de vrijer wordt later door zijn kameraden braaf geplaagd.

 

Vaak wordt de rondedans gespeeld door alleen meisjes. In dit geval staat er een eenzaam jongetje in het midden van de cirkel.

Vaak wordt de rondedans gespeeld door alleen meisjes. In dit geval staat er een eenzaam jongetje in het midden van de cirkel. Bron: niet (meer) bekend.

 

Wanneer een meisje achtentwintig jaar oud is geworden, zonder geëngageerd te zijn, zegt men schertsend: ‘de klop is er op’, of: ‘het is olle achtentwintig’, wat zoveel betekent als: zij zal geen aanzoek meer krijgen. Deze uitdrukkingen zijn mogelijk ontleend aan de vroegere goudguldens, die voorzien zijn geweest van een zogenaamde ‘klop’ en een waarde hebben vertegenwoordigd van achtentwintig stuiver.

 

Heeft in vroegere jaren een jongeman huwelijksplannen met een meisje, dan vaardigt hij dikwijls een tussenpersoon uit, om namens hem te vragen met het meisje te komen vrijen. Men noemt dit: ‘het laten aandienen (aandainen) bij een meisje’. De afgezant, meestal een goede vriend, draagt de naam van ‘moaksman’ (makelaar), degensman (iemand, die voor een ander degent[7], dat is opkomen voor, raadsman, arbiter) of veurvrijer, omdat hij het recht heeft, het meisje de eerste kus te geven. Wordt het gevraagde verlof verleend, dan mag ‘de vrijer opkomen’ en beide, de vrijer en zijn tussenpersoon, gaan het meisje samen bezoeken.

 

De maaksman heeft bij dit bezoek in de regel het voornaamste woord, ook vooral in zake de financiële gelegenheden, die dikwijls vaak direct ter sprake komen. Heeft hij door zijn bemoeiingen de zaak tot een goed einde gebracht, dan ontvangt hij gewoonlijk als beloning een nieuwe hoed. Het gebruik om zich in zake een huwelijksaanvraag van een makelaar te bedienen is heden ten dage geheel verdwenen; wel komt nog soms een moaksman, of liever huwelijkskoppelaar voor, uit eigen beweging bij een jongeman of meisje met het voorstel hem of haar aan een goede partij te helpen.

 

Een rondedans met jongens én meisjes op klompen met in het midden een mogelijk paartje.

Een rondedans met jongens én meisjes op klompen met in het midden een mogelijk paartje. Bron: niet (meer) bekend.

 

Van jonge lieden van beiderlei geslacht, van wie men merkt, dat zij goed oog voor elkaar hebben, zegt men: 't is gain zuver spul tusschen dei baaiden, (geen zuiver spel tussen die beiden); in het Oldambt: 'zai lótjen wat mit 'n kanner', wordt de verliefdheid werkelijkheid, dan heet het, dat het ‘aanbakt’ of ‘aanbakkert’, terwijl iemand die een geregelde vrijerij heeft aangeknoopt, 'zich ‘tou't vrijen keerd het’, of als het een jongeman is, ‘op vrijers vouten lopt’.

 

De verkering tussen een jongeman en een meisje noemt men ‘loperij’: ‘zai lopen mit ’n kanner’ betekent: zij hebben verkering met elkaar; gaan beiden ook nog wel eens met anderen uit en is dus de verkering nog niet vast, dan is het een ‘lözze loperij’; is het een geregelde verkering en blijven de jongeman en het meisje bij elkaar, dan noemt men het een ‘vaste loperij’ en heeft de verkering tot een engagement geleid, dan is het ‘kloarwark’ geworden.

 

Men hoort deze uitdrukkingen echter tegenwoordig meestal alleen en nog maar en ook zelden, onder de lagere standen.

 

In het Oldambt heerst nog hier en daar het gebruik, dat een jongeman, die voor de tweede keer een meisje komt bezoeken, met wie hij verkering wenst aan te knopen, door het meisje op een Goudse pijp wordt gepresenteerd. Is deze pijp dezelfde, waaruit hij bij zijn vorige bezoek heeft gerookt en die toen door hem getekend is in de hoop haar nog eens weer te gebruiken, dan staan zijn kansen bij het meisje gunstig; is het daarentegen een nieuwe pijp, dan zijn zij ongunstig en behoeft hij zijn bezoek niet te herhalen.

 

Een rondedans uit 1872, waarbij gezongen wordt. Het gaat hier om jonge kinderen, soms op blote voeten en er is hier maar één jongen bij. Het gaat hierbij om een schilderij, olieverf op doek met een hoogte van 115cm, breedte 161cm, geschilderd door Hans Thoma (1839-1924). Monogram en datum staan rechtsonder als HTh1872. Het hangt in de Staatliche Kunsthalle van Karlsruhe. Licentie: Publieke Domein.

Een rondedans uit 1872, waarbij gezongen wordt. Het gaat hier om jonge kinderen, soms op blote voeten en er is hier maar één jongen bij. Het gaat hierbij om een schilderij, olieverf op doek met een hoogte van 115cm, breedte 161cm, geschilderd door Hans Thoma (1839-1924). Monogram en datum staan rechtsonder als HTh1872. Het hangt in de Staatliche Kunsthalle van Karlsruhe. Bron: Wikipedia. Licentie: Publieke Domein.

 

Vroeger is het onder de zoons van voorname landbouwers gebruik geweest, dat zij met een ‘beugelsjees [8] uitgaan, om van een meisje het jawoord te halen. Heeft de jongeman het jawoord gekregen, dan doet het dienstpersoneel van het huis van de bruid hem de eer aan zijn paarden bij de terugreis ‘te bestrikken’. Is een engagement publiekelijk, dan gaan de jongelieden visites afleggen bij familie en goede vrienden. Vroeger is het bij dergelijke visites ook gebruik geweest, dat de bruidegom (breugen, breugeman) een bestrikte pijp [9] wordt aangereikt, en de koffiepot ter ere van de verloofden eveneens die versiering ondergaat, terwijl, als het bezoek wordt gebracht met paard en ‘chais’, ook de zweep en de staart van het paard worden bestrikt. Dit bestrikken, waarvoor natuurlijk een goede fooi wordt verwacht en gegeven, is nog niet geheel uit de mode.

 

Wanneer de huwelijksaangifte is geschied, of, zoals men het noemt, de ‘geboden zijn opgegeven’, dan komt men ‘ien ’t kastje, achter de troalies’ (tralies), of, zoals in het Oldambt, ‘in de bakke’[10].

 

Noten, bronnen en referenties:

Noten, bronnen en referenties:

1. Buus of buutse: zak, vaste of losse broekzak, in een kledingstuk.

2. Ook het oudere, ‘Hei, 't was in de mei, mei, mei’.

3. De pater voegt zich in de rondedans en danst mee om zijn non, die nu een andere pater kiest.

4. Dit couplet wordt gewoonlijk weggelaten; eerder knielt de non op een door haar galant gespreide zakdoek.

5. Nadat aan deze uitnodiging is voldaan, beginnen de rondedansers opnieuw te zingen, in de regel nu niet bij het eerste, maar bij het vierde couplet. Bij de voortgang van het dansspel is het beurtelings een pater of een non, die in de kring staat en hierna worden ook de betrekkelijke versregels veranderd. Is er een non in de kring, dan zingt men bijvoorbeeld couplet 5: ‘Kom, beur je pater nu weer op, enz.’

6. Nadat aan deze uitnodiging is voldaan, beginnen de rondedansers opnieuw te zingen, in de regel nu niet bij het eerste, maar bij het vierde couplet. Bij de voortgang van het dansspel is het beurtelings een pater of een non, die in de kring staat en hierna worden ook de betrekkelijke versregels veranderd. Is er een non in de kring, dan zingt men bijvoorbeeld couplet 5: ‘Kom, beur je pater nu weer op, enz.’

7. In de oude huwelijkscontracten uit de vorige eeuw komt voor: Dat het huwelijk en echtschap met onder genoemde vrienden en ‘dedigeslieden raad en consent is beraamd, gedediget en besloten tusschen ....’.

De vrienden en dedigeslieden in deze contracten bedoeld, zijn gewoonlijk de naaste familieleden van de ‘contracterenden’.

8. Ghais (sjees) bespannen met twee paarden, die elk een ijzeren beugel onder het lijf door hebben, om een stevige en sierlijke draf te bevorderen.

9. Zogenaamde keur- of traspijp, die door de vrouwelijke dienstboden met gekleurd papier en linten wordt versierd.

10. Deze spreekwijzen zijn ontleend aan de verordening, om de huwelijksafkondigingen aan te plakken in een met traliewerk voorzien kastje of bakje aan de gemeentehuizen.

 

 

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 1 december 2022.
Revisie: 2 december 2022.
Revisie: 13 november 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top